De Raad wordt geleid door een voorzitterschap dat tussen de lidstaten om de 6 maanden roteert.
In een uitgebreide EU van 25 of meer staten zou een land slechts om de 12 jaar het voorzitterschap bekleden. Dat betekent één enkel EU-voorzitterschap voor elke generatie politici.
De toekomst
De uitbreiding werd als argument gebruikt door hen die voor de afschaffing van de rotatie en de invoering van een permanent EU-voorzitterschap pleiten. Op de Europese Raden van 2002 in Sevilla en Kopenhagen werd aan verschillende compromisformules gewerkt.
In de Conventie hebben Frankrijk en Duitsland voorgesteld dat de leden van de Europese Raad een president van de EU benoemen voor een termijn van 5 jaar of voor een termijn van 2 ½ jaar, met de mogelijkheid te worden herkozen.
Denemarken heeft een permanent EU-president voorgesteld die bij toerbeurt door kleine, middelgrote en grote landen zou worden geleverd.
De meeste kleine EU-landen verwierpen het concept van een permanent voorzitterschap omdat ze denken dat dit onvermijdelijk door iemand uit de grote landen zou worden bekleed.
Alle grote landen wilden een permanent EU-president om de zichtbaarheid van de EU op de internationale scène te vergroten en om te beletten dat kleine EU-lidstaten op gelijke voet worden geplaatst met de oude Europese grootmachten.
De Conventie stelde uiteindelijk een permanent voorzitterschap van de Europese Raad voor. Hij zal worden benoemd met een gekwalificeerde meerderheid voor een hernieuwbare termijn van 2 ½ jaar. De voorzitterschappen van de andere raden zouden worden bekleed volgens een unaniem goed te keuren systeem op basis van gelijke rotatie.
Opmerkingen:
In de praktijk waren de kleinere EU-landen vaak de beste EU-voorzitters omdat ze weten dat ze, terwijl ze voorzitter zijn, zich niet op hun eigen belangen mogen toespitsen.
Als een land zijn eigen belangen prioriteit probeert te verlenen terwijl het EU-voorzitter is, worden de andere landen achterdochtig en wordt een politieke consensus moeilijk.
Dat is de reden waarom kleinere landen het EU-voorzitterschap in de eerste plaats als een technische opdracht beschouwen om zoveel mogelijk compromissen te vinden en de gemeenschappelijke agenda voor de EU-integratie te doen opschieten.
Een EU-voorzitterschap maakt altijd gebruik van de diensten van het permanente Secretariaat van de Raad maar zit alle vergadering van de verschillende raden van ministers en werkgroepen voor.
Een compromis tussen de verschillende opvattingen over het EU-voorzitterschap in de toekomst kan erin bestaan de verschillende werkgroepen en raden toe te staan hun eigen voorzitter onder hun leden te kiezen en alleen een aantal van de verschillende functionele voorzitterschappen te laten roteren.
De orde van rotatie tot eind 2006:
2004:
Ierland (eerste helft)
Nederland (tweede helft)
2005:
Luxemburg (eerste helft)
Verenigd Koninkrijk (tweede helft)
2006:
Oostenrijk (eerste helft)
Finland (tweede helft)
Links