Door tot de EU toe te treden, verliezen lidstaten soevereiniteit en invloed op hun eigen wetten en beleid. Als lid van de EU kan een land op verschillende terreinen van het nationale en internationale beleid niet langer eigenmachtig beslissen. Die mogelijkheden (bevoegdheden) worden aan het supranationale EU-niveau overgedragen.
In ruil daarvoor krijgen ze echter invloed in de EU. Die invloed krijgen ze in de besluitvormende raden van de Europese Unie.
Pleitbezorgers van de EU-integratie zeggen dat de lidstaten "souvereiniteit” bundelen". Daardoor krijgen ze meer invloed omdat andere lidstaten, in het bijzonder de grotere, met de opvattingen van de kleinere landen rekening moeten houden.
In de EU-Raad heeft een land een zetel en een platform om zijn standpunten uiteen te zetten en doorby stemming het EU-beleid vast te stellen. Het aantal stemmen wordt ruwweg toegewezen naargelang het bevolkingsaantal van een land, maar kleinere landen hebben in verhouding meer stemmen.
De kiezers van de EU-landen zijn rechtstreeks in het EU-Parlement vertegenwoordigd.
Het EU –Parlement kan de meeste door de Raad van ministers voorgestelde wetten amenderen, maar verschilt van de nationale parlementen doordat het geen wetgevende initiatieven kan nemen.
Bovendien verliezen de kiezers macht telkens als besluiten naar Brussel worden overgeheveld omdat die besluiten dan van de kiezers en gekozen vertegenwoordigers van
de natiestaten naar supranationale ambtenaren en ministers in Brussel worden overgeheveld.
De toekomst
Voor dat democratische tekort worden in de Conventie van de EU twee belangrijke oplossingen besproken.